Pesso-psychotherapie
Pesso-psychotherapie werd in de zestiger jaren ontwikkeld door Al en Diana Pesso. Aanvankelijk waren ze vooral actief in de dans- en ballet-wereld, waarbij ze gaandeweg meer en meer aandacht gingen geven aan de emotionele spanningen die een danser hinderen in zijn expressieve beweging.
In 1963 maakten ze de overstap naar psychotherapie, waarbij ze hun lichaamsgerichtheid konden gebruiken als een nieuw werkinstrument in het therapeutisch werken met mensen.
De Pesso-therapie is een ervaringsgerichte methodiek, met analytische inslag, waarbij lichaamswerk gebruikt wordt als een essentieel element in het therapeutisch proces. De methode is vooral ontwikkeld als een vorm van groepstherapie, maar is ook toepasbaar in een individuele setting.
UITGANGSPUNTEN EN MENSBEELD
Een psychotherapeut is meer dan alleen maar een relatie-technieker. Men is immers bezig met problemen i.v.m. de vervulling en de zingeving van een menselijk leven. Ik wil dan ook eerst ingaan op de mensvisie die de onderbouw vormt voor het therapeutisch handelen in Pesso-therapie.
Leven: zelfrealisatie versus versmelten
Een mensenleven speelt zich af tussen twee fundamentele polen: enerzijds is er het verlangen om iemand te zijn, om een individu te zijn, uniek en vrij. Anderzijds is er het verlangen om te versmelten, om één te zijn, contact te voelen, zichzelf te verliezen, verbonden te zijn.
Voor we ontstaan als individu, zeg maar voor de conceptie, zijn we er al, maar nog helemaal versmolten met de kosmos of de totaliteit van het zijn. Geïntegreerd in de kosmos hebben we een eindeloos en grenzeloos bestaan.
Uitspraken als “We hebben deel aan het eeuwig leven” of “Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten” verwijzen in feite naar dit aspect van ons zijn.
Vanaf de conceptie zijn we identificeerbaar en beginnen we ons bestaan als individu. We ontwikkelen onszelf als iets wat niet vervloeit met de rest van de kosmos, als iets wat aan te duiden is, wat een eigen naam heeft, een eigen gezicht, eigen gevoelens. Vanaf dit ogenblik begint het proces van individuatie en zelfrealisatie.
Eigenlijk is dit een proces dat ieder levend organisme doormaakt: ook een boom brengt de potenties die het zaadje in zich heeft tot realisatie, en wordt daardoor die specifieke, unieke boom die zich van al de anderen onderscheidt. Het leven is fundamenteel een individuatieproces. Leven betekent: zichzelf worden, zichzelf meer en meer als een individu ontwikkelen en zich in zijn eigenheid profileren. Maar leven betekent ook: verbonden zijn, opgenomen zijn, voeling hebben met een groter geheel.
Met deze balans zijn we een heel leven bezig. Het is een proces dat inherent gekoppeld is aan het leven zelf. En, zolang we leven is dit proces nooit af. Pas op het moment dat we sterven wordt het hoe dan ook stopgezet. Dan versmelten we terug met de totaliteit.
We zijn een fragment van het bestaan, en sterven betekent niet dat we dood gaan, maar dat ons “ego” verdwijnt. De afgrenzing tussen “ik” en “niet-ik” komt op dat moment opnieuw te vervallen.
Ons leven is dus een proces dat loop van versmolten-zijn, via individuatie en verbondenheid, naar terug versmelten.
Zingeving: leven en beleven
Het doel van het leven is niets meer en niets minder dan: het leven van het leven. Of om het met een volkse uitdrukking te zeggen: het leven is er om geleefd te worden. In het Engels zou men de woordspeling kunnen gebruiken: “The meaning of being a life is to be alive.”
“Levendig” staat hier tegenover niet-levend, dood, verdord, saai. Het is de opdracht en de zin van ieder levend wezen om het leven te leven.
Voor de mens komt daar een extra-dimensie bij. Omdat de mens een bewustzijn ontwikkeld heeft, leeft hij niet alleen het leven, maar hij beleeft het ook. De menselijke opdracht en de zin van het menselijk leven is dus: het beleven, het doorleven, het meemaken, het ervaren van het leven.
Dit meemaken van het leven heeft een passieve, receptieve kant; het leven is iets wat ons overkomt en wat we met ons bewustzijn proberen te vatten. Maar het heeft ook een actieve kant: “meemaken” betekent tevens het mee-màken van het leven, het zin geven aan het leven. De mens is een zingever.
De kwaliteit van het leven, d.w.z. de mate waarin het leven als goed, rijk en zinvol ervaren wordt, hangt af van dit tenvolle beleven van het leven en het tenvolle kunnen gebruiken van zijn levensenergie.
Dit gebruiken van zijn mogelijkheden mag men niet verwarren met of verengen tot een prestatiemodel van Westerse signatuur. Genieten van niets-doen, zich uitleven in een vrijpartij, zich openstellen voor mooie muziek ressorteren ook onder de noemer: gebruiken van zijn levensenergie. Daarbij weze het duidelijk dat deze zingeving een louter subjectieve aangelegenheid is. Wanneer ik in Zwitserland een berg opklauter en puffend en zwetend weer naar beneden kom, dan heeft dat voor niemand enige betekenis, tenzij voor mezelf. Alleen ik ervaar dan de inspanning, het grootse van de bergen, de stilte, enz. (analytici zullen wellicht even monkelen als ze deze orgastische metafoor doorprikken; ik gun ze hun pleziertje).
Natuurlijk doen we wel dingen die ook objectief zin hebben voor anderen; anders zat ik wellicht dit artikel niet te schrijven. Maar toch verbleekt deze objectieve zingeving tot nihil in het perspectief van de eindeloosheid van het leven.
Een van de grootste fouten die een mens in zijn denken kan maken is het uit het oog verliezen van zijn eigen relativiteit.
Bewustzijn: helpende hand en spelbreker
Het feit dat we beschikken over bewustzijn heeft op dit vlak twee gevolgen.
Ten eerste kan ons bewustzijn ons helpen om het leven intenser te beleven, en kunnen we ons leven sturen en kiezen voor dingen die meer vervullend zijn.
Men kan bijvoorbeeld kiezen om een relatie te stoppen die niet meer bevredigend is. De bewuste keuze buigt hier het leven om in de richting van: meer bevrediging, meer vervulling. Men kan bijvoorbeeld bewust kiezen om de hulp van een therapeut te vragen, om dingen te veranderen waar men niet alleen uit komt. Ons bewustzijn kan ons dus een handje toesteken om in het spoor te blijven van meer levensvervulling.
Maar, ten tweede, kan ons bewustzijn ook misleidend zijn in het proces van zelfrealisatie en individuatie.
Ik word telkens weer voor keuzen geplaatst: zal ik dit weekend werken aan dit artikel, of kies ik ervoor om in mijn tuin bezig te zijn ?
Deze bewuste keuzen worden mede bepaald door mijn zelfbeeld: wie ben ik, wat doe ik, wat kan in wel, wat kan ik niet, enz. En in dit zelfbeeld zitten nogal eens wolfijzers en schietgeweren.
Het zelfbeeld dat men heeft, kan te veel gedefinieerd zijn door aanpassing aan de verwachtingen van de omgeving, en te weinig gestoffeerd door voeling met het “echte zelf”. De keuzen die men maakt, zullen dan teveel in het teken staan van sociale aanpassing en appreciatie, inplaats van individuatie en zelfrealisatie.
Het zelfbeeld kan ook nog vertekend worden door een tweede reeks ‘ijzers en geweren’, namelijk door de archetypen, een terrein dat vooral door Jung doorploegd werd. Archetypen zijn geërfde menselijke zijnswijzen en relatiepatronen, die een bepaald aspect van het menselijk zijn profileren. Er zijn talloze archetypen: de held, de redder die zich opoffert, de evenwichtige mens, de ongenaakbare, de roekeloze durver, de wijze man, de goeroe, de trouwe volgeling, het slachtoffer, de sukkelaar, het onschuldige kind, de naïeve maagd, de femme fatale, de hoer, de vlekkeloze schoonheid, de algoede moeder, de trouwe echtgenote, enzovoort.
Een van de gevaren in het wordingsproces als individu is, dat men zich gaat vastklampen aan een bepaald archetype, en dat men het gedragspatroon van dit ‘model’ gaat realiseren inplaats van het realiseren van zijn eigen individualiteit. Het bewuste zelfbeeld wordt dan teveel geïdentificeerd met een archetype. Zichzelf worden betekent: integratie van de archetypen in de eigen persoonlijkheid. Integratie van het heldhaftige zonder de held te worden, integratie van het moederlijke zonder de moeder te worden, integratie van het sadistische zonder een sadist te worden, integratie van het reddende zonder de redder te worden, enzoverder.
Al deze verleidingen en bekoringen moet men voorbij in de tocht die leidt naar: ik ben – alleen maar – ik.
Levensvervulling en basisbehoeften
Een cruciaal gegeven dat een bepalende rol zal spelen in de ontwikkeling van het zelfrealisatieproces, is de kontekst waarin dit proces verloopt.
Vanaf het ogenblik dat er een afzonderlijke identiteit ontstaat, gebeurt er iets merkwaardigs: in het afgescheiden organisme ontstaan behoeften die gericht zijn naar buiten. Het “ik” heeft behoeften die gericht zijn op het “niet-ik”, op de buitenwereld.
Het voldoen van deze behoeften, die we aanduiden als basisbehoeften, zal bepalend zijn voor de ontwikkeling van het individu. Ter vergelijking: de ontwikkeling van een boom zal bepaald worden door de mate waarin het zaad krijgt wat het nodig heeft uit zijn omgeving: warmte, licht, voedsel, vochtigheid, enz.
Wanneer we op iedere behoefte het juiste antwoord zouden krijgen, zouden we de mogelijkheden die we in aanleg hebben, maximaal kunnen ontwikkelen, en zouden we een leven leiden dat in overeenstemming is met ons “echte zelf”.
De kwaliteit van het menselijk leven, en dus ook de graad van tevredenheid, van vervulling en zingeving, is afhankelijk van de mate waarin men het leven kan beleven, de mate waarin men het leven kan ervaren, de intensiteit waarmee men het leven kan doorleven. De conditie hiervoor wordt geschapen door de basisbehoeften: de vervulling van deze behoeften is de basisvoorwaarde die bepalend zal zijn voor de mate waarin men het leven kan doorleven, en dus ook voor de mate van tevredenheid, levensvervulling en zingeving.
De discrepantie tussen het echte zelf en de realiteit
Niemand groeit op onder ideale omstandigheden. Een leven dat volledig in overeenstemming is met ons echte zelf, is veeleer een wensdroom dan een realiteit. Er bestaat steeds een discrepantie tussen ons echte zelf en de concrete manier waarop we leven.
Dat hoeft op zich nog geen probleem te zijn. Trouwens, vaak zullen mensen hun verwachtingen aanpassen, en zal men er een norm van maken dat het leven nu eenmaal zo is, en dat men er niet meer moet van verwachten.
Of, men verplaatst de zelfrealisatie naar later: “Volgend jaar ga ik …”; “Als ik met pensioen ga, zal ik …” Of men verschuift de zelfrealisatie naar een ander leven: “Na de dood, in de hemel, zal ik vinden wat ik in dit tranendal vergeefs zoek.” Of nog: “In mijn volgend leven zal ik het stuk van mezelf realiseren dat in dit leven geen kansen krijgt.”
Mensen beginnen te voelen dat ze hulp nodig hebben en gaan op zoek naar een therapeut als hun functioneren onder een bepaalde grens geraakt, en ze last krijgen van het feit dat hun echte zelf te weinig aan bod komt. Er is een vaag gevoel van ontevredenheid of van onvoldaan zijn, men heeft geen plezier meer aan het leven, of men vindt het leven zinloos, of men krijgt last van symptomen: depressie, slapeloosheid, spanning, psychosomatische klachten, relatie-problemen, enzoverder.
En wat is dan psychotherapie ?
Psychotherapie heeft dus op de eerste plaats te maken met zelfrealisatie, en de psychotherapeut is daarom niet iemand die problemen oplost, maar een deskundige die iemand helpt om het gestrande proces van zelfrealisatie terug op gang te brengen.
De aanleiding om de stap naar therapie te zetten, is natuurlijk meestal het feit dat men vastloopt in problemen. Maar de doelstelling van therapie is steeds: het uitbouwen van een manier van leven die meer in overeenstemming is met het echte zelf.
Dit uitgangspunt impliceert dat de mens zelf de code voor gezond functioneren in zich draagt. De impuls tot realisatie van het echte zelf ligt immers niet buiten de persoon, maar in de persoon zelf. Deze impuls kan geblokkeerd zijn, maar hij blijft aanwezig, en omvat de krachten van het genezend proces.
De gezond-makende krachten komen dus niet van de therapeut, maar van de cliënt zelf. De therapeut kan alleen helpen om deze impulsen tot gezond en optimaal functioneren méér aan bod te laten komen. Op deze manier is er in therapie een belangrijke accentverschuiving. Hoofdvraag is niet “Hoe kunnen we deze problemen oplossen ?” maar: “Hoe en waar vinden we terug aansluiting bij de onbewuste levenskracht van de cliënt ? Hoe krijgen we opnieuw voeling met zijn eigen vitaliteit die bedolven zit onder zijn symptomen, maar die vraagt om aan bod te komen?”
Psychotherapie: bewustwording en correctieve ervaring
Pesso-psychotherapie is op de eerste plaats een ervaringsgerichte psychotherapie. Dit betekent o.a. dat de eigen ervaringen en gevoelens gezien worden als basis voor het actueel gedrag.
Wat we meemaken of meegemaakt hebben zal mede bepalend zijn voor hoe we ons gedragen en voor de manier waarop we ons opstellen in relaties, en dus ook voor gedrag dat problematisch is.
Daarbij leiden positieve ervaringen tot groei, ontplooiing en zelfrealisatie, terwijl negatieve ervaringen betekenen: frustratie, blokkeren van de groei als persoon, en symptoomvorming. In deze leerschool die het leven is, staat het antwoord dat we krijgen op onze basisbehoeften centraal.
Basisbehoeften zoals gevoed worden, gekoesterd worden, een eigen plaats hebben, geborgenheid en veiligheid voelen, steun krijgen, gerespecteerd worden als menselijk persoon, en grenzen krijgen. Wanneer we in onze ontwikkeling als individu op deze basisbehoeften een onjuist of een negatief antwoord krijgen, ontwikkelen we op basis daarvan negatieve verwachtingen en een negatief anticipatie-systeem.
Wanneer een kind bijvoorbeeld leert dat hij niet bij zijn ouders terechtkan met problemen en dat hij z’n plan maar moet trekken, kan de latere volwassene het moeilijk hebben om een beroep te doen op anderen; hij kan proberen alles alleen op te lossen onder het motto “Je moet andere mensen niet te veel lastig vallen met je problemen”. Door negatieve ervaringen of afwijzing doet de persoon afstand van een aspect van zijn echte zelf, in dit geval van zijn nood aan steun, en installeert zich in de plaats een aangepast ik.
“Aangepast ik” wil hier zeggen: een ik dat zich neerlegt bij een negatieve situatie en dat zich hieraan aanpast. Dit aangepast ik moet ervoor zorgen dat de overlevingskansen vergroten in deze voor de persoon negatieve situatie.
Een ander voorbeeld. Kinderen die het slachtoffer waren van seksueel misbruik, benutten vaak gevoels-dissociatie als overlevingsstrategie. In plaats van te voelen hoe afschuwelijk het is om misbruikt te worden, negeren ze deze gevoelens en passen zich aan bij de situatie door niets te voelen en intussen bvb. de vliegen op het plafond te tellen.
Het ik gebruikt de dissociatie als techniek om te overleven in een onleefbare situatie.
Een deel van het echte zelf wordt onbewust als onbruikbaar opzij geschoven en lijkt te verdwijnen uit iemands leven. Maar het manifesteert zich gecamoufleerd als emotioneel probleem of als symptoom. De hulpverlening die psychotherapie is, zal erin bestaan om de cliënt ervan bewust te maken dat hij gedragspatronen gebruikt die vroeger in de negatieve situatie effectief en noodzakelijk waren, maar die in zijn huidige leef-omstandigheden niet meer efficiënt en onaangepast zijn. Het is als iemand die geleerd heeft om in oorlogstijd in de schuilkelder te vluchten bij bomalarm, en die jaren later nog steeds hetzelfde doet wanneer de brandweer haar alarminstallatie test. Iemands leven blijft op die manier in het teken staan van zijn onvervulde verlangens; men blijft eindeloos zoeken naar wat men nooit vindt, of men raakt vastgeroest in de negatieve voorspelling dat het leven toch niet kan bieden waar men eigenlijk naar verlangt.
Psychotherapie is echter niet alleen maar een proces van bewustwording. Therapie zal ook inhouden dat men de cliënt helpt om een nieuwe levensstijl te ontwikkelen die beter in overeenstemming is met zijn echte zelf.
Psychotherapie is dus ook een correctieve emotionele beleving, waarbij de cliënt kan ervaren dat een bevredigend en vervullend antwoord mogelijk is als reactie op zijn behoefte. De therapeut is er om de cliënt een zelfbeeld en een wereldbeeld te helpen ontwikkelen, waarin dat stuk van zijn zelf dat tot dan toe ondergesneeuwd en verdrongen was, opnieuw een plaats en bestaansrecht krijgt.
Op die manier wordt de negatieve anticipatie, die vanzelfsprekend geworden was, doorbroken en ontsnapt men uit de automatische greep van de negatieve oude ervaring. Men leeft dan niet langer in functie van oude, onvervulde verlangens. Men gaat meer in functie leven van zijn reële, huidige verlangens en behoeften.
Een therapeutisch proces is geen oeverloos of richtingloos bezig zijn met gevoelens of inhouden van het onbewuste. Het is een proces dat een doelstelling heeft, en als therapeut heeft men een visie nodig die een leidraad kan zijn om dit proces deskundig en efficiënt te kunnen begeleiden. Tot nog toe keken we naar psychische problemen en therapie vanuit de opvatting dat het leven een proces is van zelfrealisatie.
In het beschrijven van de verschillende fasen van het therapeutisch proces zullen we echter moeten vertrekken van datgene waarmee de cliënt zich in de therapie aandient, nl. zijn probleem waarvoor hij de hulp vraagt van een deskundige.
STAPPEN IN HET THERAPEUTISCH PROCES
Eerste stap: in beeld brengen van de totale innerlijke beleving van de cliënt.
Wanneer de therapeut met de cliënt aan het werk gaat, dan zal de eerste impliciete vraag zijn: waar gaat het om ?
Om een antwoord op deze vraag te vinden, is het goed om over zoveel mogelijk informatie te beschikken, en dus gebruik te kunnen maken van de verschillende informatiekanalen die we als samenwerkend team therapeut-cliënt ter onzer beschikking hebben. Een eerste kanaal dat ons gegevens verstrekt is de bewuste informatie of het bewuste verhaal van de cliënt.
“Ik wil vandaag werken rond de relatie met mijn man” of “Ik voel me de laatste tijd vaak depressief”, enz. Vaak is zoiets het vertrekpunt van een sessie.
Daarbij zou men nog onderscheid kunnen maken tussen datgene wat de cliënt nu bewust aanbrengt als onderwerp, en de algemene of initiële reden waarom hij therapie wou volgen (probleem, symptoom, klacht).
Maar naast deze informatie die we van het bewuste ik krijgen, willen we ook graag toegang krijgen tot informatie die niet bewust is. Vaak slaagt de cliënt er niet in om op zijn eentje uit de problemen te geraken, omdat er in alles wat er gebeurt elementen meespelen waar hij geen zicht op heeft, of waar hij zich niet van bewust is, en waar hij dus ook geen vat op heeft.
“Ik weet niet hoe het komt, maar telkens weer word ik verliefd op onbereikbare mannen.”
Of: “Ik heb regelmatig last van hyperventilatie.”
De vraag is dus vaak niet “Waar gaat het om ?”, maar eerder: “Waar gaat het eigenlijk om ?”
Dit “eigenlijk” verwijst naar iets wat meespeelt, maar wat buiten het directe bewustzijn van de cliënt valt.
Als verduidelijking een metafoor. De cliënt die naar de therapeut stapt, is te vergelijken met een prent uit een striptekening waarbij je alleen de hoofdfiguur ziet en al de rest van de tekening bedekt is.
Men ziet op de tekening bijvoorbeeld een man staan die met zijn handen zijn hoofd beschermt, en daarboven een tekstballonnetje dat zegt “Ik ben bang.” Het is onduidelijk wat dit te betekenen heeft. Dit is eigenlijk de situatie van de cliënt die naar de therapiesessie komt en zegt dat hij bang is of last heeft van een fobie. Hij is zich alleen bewust van het symptoom, en wanneer men dit al therapeut hoort en louter kijkt naar datgene wat manifest is, weet men er niet direct raad mee.
De sleutel zit in datgene wat nog bedekt is op de tekening, m.a.w. in de kontekst waarin het probleem zich voordoet.
Veronderstel dat we de bedekking kunnen wegnemen en we zien dat er naast de hoofdfiguur een grote dreigende man staat met een stok in de hand. Plots wordt duidelijk en begrijpelijk waarom onze hoofdfiguur bang is. Het symptoom wordt een begrijpelijke reactie op de situatie waarin hij verkeert. Zijn angst is niet iets dat moet weggewerkt worden, maar een signaal dat iets zegt over zijn levenssituatie. Op die manier wordt de totale beleving van de persoon zichtbaar, begrijpelijk en logisch.
Dit is de eerste stap in het therapeutisch proces: hoe maken we de totale beleving van de cliënt zichtbaar, zodat we meer zien en dus ook meer begrijpen dan het probleem waarvan hij zich bewust is ?
Naast de bewuste inhoud kunnen therapeut en cliënt een aantal andere invalshoeken of toegangswegen gebruiken, waardoor ook datgene wat nog onbewust is boven water kan komen.
Om een paar van deze informatie-kanalen kort aan te geven:
– vrije associatie, fantasieën, dromen, beelden van de cliënt.
– hier-en-nu gevoelens van de cliënt.
– projecties van de cliënt op de therapeut, op andere groepsleden, op de groep als geheel …
– lichaamsgewaarwordingen die door de cliënt gemeld worden.
– fantasieën, beelden van de therapeut.
– tegenoverdrachtsgevoelens van de therapeut.
– lichaamstaal die door de therapeut waargenomen wordt.
Al deze en andere toegangswegen kunnen gebruikt worden als informatiebron om een antwoord te vinden op de uitgangsvraag: “Waar gaat het eigenlijk om ?”
Het resultaat is wat in Pesso-therapie aangeduid wordt als “the true scene”: een beeld waarin het probleemgedrag en de gevoelens van de cliënt gekaderd zijn in hun kontekst, en waardoor deze gevoelens en gedragingen begrijpelijk worden.
Daarna zullen we samen met de cliënt op zoek gaan naar de ervaringen en gebeurtenissen die aan de basis liggen van deze ‘true scene’. Welke is de oorspronkelijke ervaring, de “historische” scene uit het leven van de cliënt, waarin dit gedragspatroon ontwikkelde ? In welke situatie werd de blauwdruk gemaakt voor deze structuur ?
Vaak zullen we dus in het zoeken naar de true scene een beweging maken van “nu” naar “toen”.
Wie is eigenlijk die onbereikbare man die men telkens weer tegenkomt ? Wie is eigenlijk die dominante vrouw waarvoor men steeds op zijn hoede moet zijn ?
Dikwijls komt men dan terecht bij situaties of gebeurtenissen uit de kinderjaren, waarbij het ofwel gaat om traumatische en negatieve ervaringen, of om onbevredigde kinderlijke basisbehoeften.
Tweede stap: uitdrukken van oude, niet tot expressie gebrachte gevoelens. Het voelen van de oude pijn. Wanneer we terecht komen bij de true scene van toen, dan zal het steeds gaan om ofwel een oude ervaring die negatief was (bijvoorbeeld: ik werd steeds geslagen, of: ze kleineerden me telkens ik zoiets deed), of het zal gaan om een nood die nooit bevredigd werd (bijvoorbeeld: ik kreeg geen aandacht van mijn vader, of: daar werd thuis nooit over gesproken).
Vrijwel steeds zijn deze oude negatieve en frustrerende ervaringen verbonden met gevoelens van kwaadheid, gekrenkt zijn, gekwetst zijn, wraakzucht, angst, pijn, verdriet.
Maar meestal is een kenmerk ook dat men in de situatie van toen niet in staat was de echte gevoelens uit te drukken, omdat dit veel te bedreigend en te gevaarlijk zou geweest zijn.
Bijvoorbeeld: mijn dominante moeder zou het niet genomen hebben als ik had laten zien hoe woedend ik was.
De eigenlijke gevoelens zijn dus onuitgedrukt gebleven, en zijn zich verder gaan installeren als symptomen of als problematisch patroongedrag.
Therapie zal op dit punt dus betekenen: de mogelijkheid scheppen om de onderdrukte en onuitgedrukte gevoelens tot expressie te brengen.
Men zou deze stap in het therapeutisch proces kunnen vergelijken met het uitzuiveren van een oude wonde. Belangrijk is daarbij dat het gaat om een emotionele expressie (de catharsis), en niet alleen om weten of inzicht.
In Pesso-therapie zullen we daarom ook motoriek en lichamelijkheid gebruiken om tot zo volledig mogelijke expressie van het gevoel te komen. Het gebruik van de lichamelijke expressie geeft hier een extra dimensie aan het therapeutisch proces.
Derde stap: voelen van de onvervulde nood.
Door het uiten van de oude, geblokkeerde gevoelens zal men terug meer voeling krijgen met de nood of het verlangen dat aanwezig was en dat door de oorspronkelijke figuur niet beantwoord werd.
Omdat men zich niet meer moet verdedigen tegen de negatieve of frustrerende reactie die oorspronkelijk op de nood werd gegeven, wordt het verlangen naar een positief en bevredigend antwoord meer voelbaar, en staat men ook meer open voor een positieve invulling door de omgeving.
Men krijgt dus terug meer voeling met dat stuk van het echte zelf dat in de schaduw geraakt was door de negatieve ervaringen.
Vierde stap: de correctieve ervaring.
De volgende stap in het therapeutisch proces zal zijn dat men voor de cliënt een ervaring creëert die een symbolisch tegengewicht vormt voor de negatieve ervaring die hij in zijn eigen levensgeschiedenis heeft meegemaakt.
Bijvoorbeeld: tegenover de vader die nooit aandacht gaf, kan men ervaren hoe het zou zijn geweest om een vader te hebben die aanwezig is als ruggesteun. De cliënt kan op die manier ervaren dat er een bevredigend en vervullend antwoord mogelijk is als reactie op zijn behoefte. Op die manier wordt de negatieve anticipatie die vanzelfsprekend geworden was, doorbroken, en ontsnapt men uit de greep van de negatieve oude ervaring.
Vijfde stap: integratie van deze ervaring in het zelfbeeld.
Reeds eerder werd aangegeven dat Pesso-therapie een ervaringsgerichte therapievorm is, hetgeen betekent dat ons gedrag gestuurd wordt door het beeld dat we opbouwen omtrent onszelf en omtrent de buitenwereld. De constructie van dit zelfbeeld en dit wereldbeeld is gebaseerd op onze ervaringen.
Wanneer men telkens weer ervaren heeft dat er geen antwoord komt wanneer men nood heeft aan geborgenheid en bescherming, gaat men een wereldbeeld opbouwen waarin alleen een negatief antwoord te verwachten is, en gaat men uiteindelijk ook deze behoefte in het echte zelf schrappen als onbruikbaar en naïef.
Men heeft dus een negatief anticipatieschema, een negatieve “kaart” opgebouwd, gebaseerd op zijn oude ervaringen.
Door de correctieve ervaring die binnen de therapie gecreëerd wordt kan men dit negatief beeld corrigeren. Stukken van het zelf, die door de negatieve ervaring werden miskend en geschrapt, krijgen opnieuw bestaansrecht.
Meestal zal deze nieuwe ervaring gekristalliseerd worden in een symbool, zodat men ze gemakkelijker kan vasthouden. Men kan het vergelijken met een foto die men maakt op vakantie, om ook daarna deze beleving nog te kunnen vasthouden.
Vaak is dat symbool een woord of een zin, waarin de ervaring zich verdicht en samengevat wordt: “Ik word gerespecteerd”, of “ik kàn steun krijgen”.
Specifiek voor deze therapie is dat het symbool gedragen wordt door de lichamelijke ervaring, waardoor de therapeutische beleving meer diepte krijgt. Het symbool “Ik word gesteund” is gebonden aan het voelen van lijfelijke steun van ouderfiguren waarop men in de structure letterlijk kan steunen.
Het symbool is de kristallisatie van deze nieuwe en correctieve ervaring. Op die manier doorbreekt men de steeds weerkerende reconstructie van de oude, negatieve patronen.
Het effect is niet alleen dat men de oude gevoelens kan verwerken en dat men de vicieuze cirkel waarin men vastzat kan doorbreken. Het effect is ook dat men zijn echte noden kan voelen, zodat men ze kan laten meespelen in zijn manier van leven, en men meer leeft in overeenstemming met het echte zelf. Men leeft niet langer in functie van oude, onbevredigde verlangens; men leeft steeds meer in functie van zijn reële, huidige verlangens en behoeften.
Zesde stap: uittesten in de realiteit.
Tot nog toe speelt het hier beschreven proces zich af in de kunstmatige veiligheid van de therapie-situatie, waar de correctieve ervaring kan gecreëerd worden en waar een nieuw zelfbeeld kan opgebouwd worden.
Met deze ervaring stapt de cliënt terug naar de realiteit waar hij zal geconfronteerd worden met situaties die een stimulans zijn voor het gebruiken van de oude kaart.
Voor de cliënt wordt het nu een uitproberen in welke mate hij in staat zal zijn om niet in het automatisme van het oude patroon te vervallen, maar op de situatie kan reageren, vertrekkend vanuit de therapeutische, correctieve ervaring en het veranderd zelfbeeld en wereldbeeld.
Met de resultaten van zijn pogingen kan de cliënt dan terug naar de veilige labo-situatie van de therapie, zodat ze als het ware een pendel-beweging is tussen realiteit en therapie.
In die zin is een therapeutisch proces geen lineair gebeuren, maar een circulair proces waarin eenzelfde thema vaak terugkeert.
HET SPECIFIEKE VAN PESSO-THERAPIE
Welke elementen zijn nu in de Pesso-therapie specifiek, waardoor deze manier van werken zich als een eigen psychotherapeutische methode profileert ?
1. PESSO-THERAPIE: EEN LICHAAMSGERICHTE methode.
Een van de uitgangspunten in de Pesso-therapie is dat de cliënt, door bepaalde negatieve ervaringen, een levensstijl ontwikkeld heeft waardoor een stuk van zijn echte zelf in de verdrukking is geraakt.
De impuls tot het realiseren van het echte zelf is geblokkeerd, maar blijft in de cliënt aanwezig. De kapitale vraag is dus hoe terug aansluiting te vinden bij de levenskracht van de cliënt, bij het echte zelf dat weliswaar geblokkeerd is maar in het symptoom vraagt om aan bod te komen.
We zoeken dus naar signalen van vitaliteit, naar energie die we samen met de cliënt kunnen volgen en die zal leiden naar meer leven, meer zelfrealisatie, naar een functioneren dat beter in overeenstemming is met het echte zelf.
Vitaliteit en levensenergie hebben steeds een lichamelijke component, zodat we allerlei lichaamssignalen kunnen gebruiken om op het spoor te komen van deze energie. Het gaat daarbij niet zozeer om de lichaamsgewaarwordingen op zich. Het gaat vooral om het feit dat een lichaamssignaal een wegwijzer is naar een gevoel, naar ervaringen, naar het echte zelf. Men kan het lichaam zien als een soort scherm waarop het echte zelf zichtbaar wordt; het is als de display waarop de informatie die in de computer opgeslagen werd, zichtbaar wordt. We komen dus op het spoor van de onbewuste gevoelens en verlangens door het lichaam te volgen, en niet alleen door te luisteren naar wat men bewust voelt of denkt.
Het gebruiken van deze lichamelijke dimensie is een invalshoek waaraan in Pesso-therapie veel aandacht wordt besteed.
Binnen de Pesso-methode zijn wegen en technieken ontwikkeld om deze lichaamssignalen op het spoor te komen en bruikbaar te maken in het therapeutisch werk.
Vaak zal de cliënt in de beginfase van de therapie moeten leren om zijn eigen lichaamssignalen te onderkennen en zal hij moeten leren hoe hij daar op een constructieve manier gebruik van kan maken. Het is vooral om dit leerproces te ondersteunen dat in de Pesso-therapie verschillende oefeningen gebruikt worden die iemand kunnen helpen om de wegwijzer die zijn lichaam aangeeft, te leren volgen.
In een beginnende groep zullen deze oefeningen systematisch gebruikt worden. De oefeningen zijn eigenlijk een optimale voorbereiding om verder met de methode te werken.
In de opleiding tot Pesso-therapeut wordt dan ook aanzienlijk wat tijd besteed aan het adequaat leren gebruiken van deze specifieke oefeningen.
Eenmaal er contact gemaakt is met de energie en de impulsen, is de volgende stap: deze energie tot uiting laten komen, ze “geboren laten worden”.
Als motorische component betekent dit: de lichamelijke spanning of impulsen gebruiken in een beweging. Niet voor niets heeft Pesso zijn methode een “psychomotorische therapie” genoemd.
We zullen dus zoeken naar een weg waardoor de bevroren energie tot expressie kan komen in een actie of beweging van het lichaam. Deze expressie van bevroren gevoelens in beweging is een belangrijke stap. Want zolang het echte zelf alleen maar op een bedekte manier aanwezig blijft in de persoon, kunnen we niet spreken van zelfrealisatie. Een architect die alleen maar in zijn fantasie prachtige ontwerpen maakt, maar ze nooit op papier zet, realiseert zichzelf niet. Zelfrealisatie betekent dat dit deel van het zelf ook echt naar buiten komt en zichtbaar wordt.
Soms zullen de verdrongen gevoelens van een zo hevige intensiteit zijn, dat beveiligend lichamelijk contact nodig is om de expressie mogelijk te maken. Op dit punt kan deze lichaamsgerichte therapie aanvullende mogelijkheden bieden naast een verbale therapievorm. Noteer dat het in deze tweede stap niet gaat om de beweging op zich – wat nogal eens verkeerd begrepen wordt door therapeuten die lichaamsgericht willen werken. Expressie is een beweging die bepaalde gevoelskwaliteiten en betekenisgeving inhoudt. De beweging heeft een gevoelsmatige betekenis en situeert zich in een bepaald kader, waardoor de emotie zin krijgt.
De volgende stap zal zijn dat deze actie of beweging een plaats krijgt in de interactie.
Wanneer we, zoals in psychotherapie, bezig zijn met emotionele processen, mogen we niet uit het oog verliezen dat een emotie steeds een object nodig heeft. “Zelf” impliceert “niet-zelf” of “ander-zelf”. Zelfrealisatie is steeds gebed in een relatie met anderen.
Als we nu in therapie aansluiting vinden met iemands energie, dan weten we ten eerste dat we moeten zoeken naar een beweging of actie die een zinvolle expressie is, en ten tweede dat deze expressie moet gericht zijn naar het juiste object of naar de juiste persoon.
De juistheid van het object hangt af van de kontekst; in Pesso-therapie zal men steeds op zoek gaan naar de oorspronkelijke kontekst, waarin we ook de onderdrukte emoties en onvervulde verlangens zullen aantreffen.
Reeds eerder werd vermeld dat een van de stappen in het therapeutisch proces bestaat in het opbouwen van een correctieve emotionele ervaring. Ook bij deze stap zal Pesso-therapie gebruik maken van de lichamelijke dimensie.
Bijvoorbeeld: tegenover de negatieve ervaring met een vader waardoor men seksueel misbruikt werd, plaatsen we een vaderfiguur die de eigen gevoelens van het kind respecteert en zijn eigen grenzen weet te behouden.
Of tegenover de moeder die koel en afstandelijk was, wordt een moederfiguur geplaatst die warm is en geborgenheid geeft. Door het gebruiken van het lichamelijk niveau wordt de therapeutische correctieve ervaring voller en completer, zodat de integratie van deze nieuwe ervaring in het zelfbeeld gemakkelijker verloopt.
2. HET GEBRUIK VAN ROLFIGUREN.
Een tweede element dat op een specifieke manier gebruikt wordt in de Pesso-methode is het werken met rolfiguren.
Bij het beschrijven van het therapeutisch proces werd als eerste stap aangeduid: het in beeld brengen van de innerlijke beleving van de cliënt.
Het manifest gedrag, of het bewust probleem, is een uitvloeisel van de manier waarop de cliënt zichzelf en zijn leefwereld beleeft.
Iemand gedraagt zich niet-assertief omdat hij zich onzeker voelt; of men durft het risico niet te nemen om in een nieuwe situatie met iemand contact te zoeken omdat men zichzelf beleeft als “niet de moeite waard” of “niet boeiend genoeg”. Deze innerlijke beleving manifesteert zich vaak als een inwendige stem, als een oordeel, een norm, een te volgen regel. Dit is de resultante van vroegere ervaringen met cruciale omgevingsfiguren; de inwendige stemmen zijn eigenlijk de neerslag van de interacties met deze figuren.
Bijvoorbeeld: een vader die zijn dochter misbruikt, geeft impliciet de boodschap: “Ik heb geen respect voor jouw gevoelens en voor jou als persoon.”
De interactie en de impliciete boodschap krijgen een plaats in het zelfbeeld van de persoon, die bijvoorbeeld zal zeggen: “Ik ben niets waard; mensen kijken alleen maar om naar mij als ze mij kunnen gebruiken.”
En deze code in het zelfbeeld wordt bepalend voor de manier waarop men relaties aangaat, de job die men kiest, de manier waarop men met zijn kinderen omgaat, enzoverder.
Om deze belevingen meer toegankelijk te maken zal men in Pesso-therapie de impliciete boodschappen en gedragscodes terug expliciet maken. Een deelnemer aan de groep zal dan de rol spelen van een figuur die deze negatieve boodschap gaf. Het weze duidelijk dat het dan niet gaat om het reële groepslid, maar dat deze enkel in de plaats staat voor de historische figuur die bepalend is voor het gedrag.
Op deze manier komt men stap voor stap, figuur na figuur, tot de “true scene”, wat reeds eerder werd aangegeven als het eindpunt van de eerste stap in het therapeutisch proces dat in een structure doorlopen wordt: de kontekst en de achtergrond van het probleem of van een hinderlijke gedragscode worden zichtbaar.
Door het inbrengen van figuren die als het ware de stimulus zijn voor een bepaalde houding tegenover de buitenwereld, zullen we dichter en directer in de nabijheid komen van de oude negatieve ervaring. Men staat als het ware terug oog in oog met de vader die zegt dat hij geen respect heeft voor jou en jouw gevoelens, een confrontatie die de oude, verdrongen gevoelens weer dichterbij brengt; dit is pijnlijk, maar daardoor krijgt het echte zelf opnieuw een kans om zich te laten horen.
Rolfiguren zullen dus enerzijds gebruikt worden om de oude negatieve ervaringen weer dichterbij te brengen en verdrongen gevoelens opnieuw bereikbaar te maken, anderzijds worden ze in de Pesso-therapie ook gebruikt bij het opbouwen van een therapeutische correctieve ervaring.
Men hanteert daarbij zogenaamde “ideaal-figuren”, een specifiek therapeutisch instrument, eigen aan de Pesso-methode. Ideaal-figuren zijn die cruciale figuren die op de fundamentele behoeften van het echte zelf het adequate en juiste antwoord geven.
De interactie met deze ideaalfiguur vormt de tegenpool, men zou bijna kunnen spreken van een tegengif, tegenover de negatieve ervaring met de oorspronkelijke (ouder-)figuur. Tegenover de vader die zijn dochter niet respecteert en haar seksueel misbruikt, staat dan een vaderfiguur die respect heeft voor haar en haar seksuele grenzen niet overschrijdt.
Overigens gaat het niet alleen om het tegen-balanceren van een negatieve ervaring. Ook het wegvallen van een ouderfiguur veroorzaakt voor een kind een leemte die zijn sporen kan nalaten op volwassen leeftijd. De interactie met de ideaal-figuur zal dan zorgen voor de invulling van deze leemte, zoals het verloren stuk van de puzzel dat eindelijk teruggevonden wordt.
Het gebruik van ideaal-figuren betekent niet dat de oude ervaring uitgewist wordt, of dat men de cliënt wil doen geloven dat het aards paradijs toch bestaat. Therapie betekent niet het elimineren van negatieve ervaringen uit het verleden, maar juist het integreren van deze ervaringen.
De Ideaal-figuren zijn er niet om voor de cliënt een sprookjeswereld op te bouwen, maar om hem terug in contact te brengen met een stuk van zijn echte zelf dat in de verdrukking was geraakt.
De interactie met de ideaal-figuur, die meestal de concretisering vormt van een archetype, is eigenlijk de bevestiging dat een bepaald verlangen juist, menselijk en terecht is. Het is een legitiem en korrekt verlangen dat men door zijn vader gerespecteerd wordt en dat hij begrenzend kan zijn tegenover kinderlijke seksuele gevoelens. De interactie met de ideaal-figuren is validerend voor het echte zelf van de cliënt en brengt hem terug in contact met het leven dat vervullend kan zijn.
3. HET CENTRAAL STELLEN VAN ONVERVULDE BEHOEFTEN.
Een derde element dat een centrale plaats inneemt in de Pesso-methode is de dynamiek die uitgaat van onvervulde behoeften.
Om onszelf als levend wezen en als individu te kunnen ontplooien, is het nodig dat onze fundamentele behoeften een antwoord vinden. Het gaat hier om kinderlijke basisbehoeften als gevoed en gekoesterd worden, een eigen plaats hebben, gerespecteerd worden als een menselijk individu met eigen gevoelens en een eigen manier van zijn, bescherming en geborgenheid krijgen, gesteund worden en zich gedragen voelen, en begrensd worden.
Wanneer een bepaalde basisbehoefte een adequaat antwoord krijgt, zal deze behoefte in de opgroeiende persoonlijkheid geïntegreerd worden, en vormt dit een basis voor een bevredigend, volwassen omgaan met de realiteit.
Wie de nodige geborgenheid gekend heeft, voelt zich veilig genoeg om naar de buitenwereld toe te stappen en dingen te ondernemen met als eindprodukt: een bevredigend en zinvol leven.
Wie de nodige koestering gekend heeft, bezit de onmisbare fundamenten om zich in intimiteit open te stellen voor koestering en warmte. Wie de nodige begrenzing gekend heeft, weet dat “the limit” niet “the sky” is maar onze natuurlijke hoeveelheid draagkracht en energie; hij zal op tijd rekening houden met de alarmsignalen van zijn lichaam om niet in een permanent gestresseerde en zelfdestructieve levenswijze te belanden.
Maar ook het omgekeerde is waar: fundamentele behoeften die geen voldoende antwoord kregen, worden niet geïntegreerd en blijven onverminderd energie opslorpen. Deze behoeften worden dan als een zeurend kind, dat ons steeds weer lastig valt, en niet aflaat vooraleer het gekregen heeft wat het nodig heeft. Onvervulde behoeften blijven in onze psychische huishouding energetisch werkzaam en vertekenen de volwassen realiteit. Deze vertekening kan zich manifesteren in verschillende levensstijlen.
Om er enkele te noemen:
* Men is ervan overtuigd dat het naïef is te geloven dat er een antwoord zou bestaan. Bijvoorbeeld: je moet niet rekenen op de steun van een ander; uiteindelijk is het toch maar ieder voor zich.
* De eigen identiteit wordt het bewijs dat het antwoord niet bestaat. Bijvoorbeeld: ik ben een incest-slachtoffer; mijn identiteit is “slachtoffer zijn en niet gerespecteerd worden”.
* Men ontwikkelt een omnipotentie waarbij men de enige is die voor een bevredigend antwoord kan zorgen op de eigen behoefte. Bijvoorbeeld: Ik moet alles zelf doen, want een ander kan het toch nooit goed genoeg doen.
* Men projecteert zijn omnipotent antwoord op anderen. Bijvoorbeeld: men wordt zelf voor zijn kinderen de allesgevende moeder (als antwoord op de gemiste moeder).
* Men installeert zich in de afhankelijke positie: men wordt een aanhangsel van een ander die heeft wat men zelf mist. Bijvoorbeeld: ik ben erg onzeker; gelukkig heb ik een man die stevig en zelfzeker is.
* Men blijft in een eindeloze herhaling zoeken naar het antwoord. Bijvoorbeeld: men blijft telkens weer zoeken naar een man die warm en koesterend is, maar men botst alleen op mannen die als een dekstier op seks uit zijn.
* Men heeft zichzelf benoemd tot eeuwige vechter in de eenzame kruistocht op zoek naar de graal; het vechten dient om de pijn te camoufleren van het diepe gemis. Bijvoorbeeld: door mijn zaak uit te bouwen tot groter en nog groter zal ik respect afdwingen van de anderen.
Therapie betekent dan: het kind terugvinden dat al die jaren bleef wachten, dat honger heeft, en dat niet vergeten is.
4. HET THERAPEUTISCH PROCES SITUEERT ZICH OP EEN SYMBOLISCH NIVEAU.
Een vierde eigenheid van de Pesso-therapie is het standpunt dat het veranderingsproces zich voornamelijk op een symbolisch niveau situeert.
Er is geen twijfel aan: het verleden is het verleden, en is onomkeerbaar. De realiteit van toen is en blijft de realiteit van toen. Als ik de geborgenheid van een moeder gemist heb toen ik drie jaar was, dan kan niemand dit feit ongedaan maken of mij nu geven wat ik toen gemist heb, om de eenvoudige reden dat ik nooit meer drie jaar zal zijn.
Realiteit is realiteit.
Maar voor ons mensen is er meer dan de realiteit: er is de beleving van de realiteit en de indruk die de realiteit op ons maakt.
Eerder werd reeds aangegeven dat onze ervaringen resulteren in een “kaart”, een soort blauwdruk die ontstaan is uit onze vroegere ervaringen in de realiteit en die we onbewust zullen gebruiken in het hanteren van de toekomstige realiteit. Deze blauwdruk of kaart is geen realiteit; het is de symbolisatie van de realiteit, juist zoals een stadsplan niet de realiteit van de stad is, maar een symbolische weergave van die realiteit.
De consequentie van dit fenomenologisch standpunt is dat ons gedrag bepaald en gericht wordt door deze symbolische neerslag van de realiteit.
Wanneer bijvoorbeeld een nieuw groepslid de therapiegroep binnenstapt, dan wordt zijn perceptie van de groep bepaald door de symbolische neerslag, door de onbewuste kaart die hij tot nog toe van de realiteit gemaakt heeft. Misschien ziet hij de groep als kritische mensen die argwanend naar hem kijken. Of misschien ziet hij de groep als lieve, welwillende, luisterende mensen. Of als mensen waarmee eindelijk het intiem contact mogelijk zal zijn waarnaar hij al zo lang op zoek is.
Al deze projecties zijn een eigen invulling en wellicht vertekening van de realiteit. De reële groep zal wel een allegaartje zijn van vriendelijke mensen, kritische mensen, hartelijke mensen, gesloten mensen, enzoverder. Hij treft dus in de groep die figuren aan, die zijn eigen innerlijke leefwereld bevolken.
Het is als een toneelstuk, waar bepaalde rollen en figuren gecreëerd worden door het script, en waar toevallige acteurs een rol toebedeeld krijgen.
We projecteren onze eigen figuren op de reële groepsleden, en handelen dan alsof dat de realiteit is. Deze projecties, of inwendige symbolische figuren, ontstaan niet zomaar. Ze horen thuis in wat eerder werd beschreven als het zelfrealisatieproces.
De symbolische figuren zullen dus te maken hebben met drie aspecten van het proces van zelfrealisatie (zie hoger: Uitgangspunten en mensbeeld):
– met ervaringen met reële significante omgevingsfiguren zoals vader, moeder, broers, zussen, …
– met de integratie van polariteiten kracht en ontvankelijkheid in het zelf;
– met de integratie van archetypen die als collectief onbewuste een grondslag vormen voor menselijke handelingspatronen.
Een heel stuk werk in therapie zal te maken hebben met het losweken van de realiteit van al deze geprojecteerde figuren, of, in Pesso-termen, met het in beeld brengen van de verinnerlijkte symbolische figuren.
In een Pesso-structure zal dat bijvoorbeeld geconcretiseerd worden door een soort symbolisch ritueel waarbij een groepslid op aanduiding van de therapeut zijn rol zal expliciteren door te zeggen: “Ik stap nu in de rol van iemand die je kritisch bekijkt.” Deze beweging geeft aan dat het niet om de realiteit gaat, maar om de symbolische rol. Wat het groepslid persoonlijk denkt of voelt tegenover de nieuwkomer is niet meer relevant; het relevante is de bewustmaking van de onbewuste projectie, de explicitering dus tot een symbolische figuur. Vanaf dit moment heeft het groepslid een plaats op een symbolisch niveau, hetgeen het platform is waarop het therapeutisch werk zal verlopen in Pesso-therapie.
Op dat niveau zullen we dan stap voor stap verder gaan: wie is eigenlijk die kritische figuur, vanwaar komt die, wie was als het ware de eerste in de rij ? Zo komen we dan tot de “true scene”: het symbolisch platform waarop de innerlijke figuren die de leefwereld van de cliënt bevolken, een plaats gekregen hebben.
Ook de volgende stappen in het therapeutisch proces zullen zich verder op dit symbolisch belevingsniveau afspelen. Wanneer de cliënt in de structure woedend wordt op de beslagleggende, dominante moeder, dan heeft dit niets te maken met de concrete meneer of mevrouw die de rol speelt. Of wanneer later de cliënt zich nestelt in de schoot van een moederfiguur die bescherming en genegenheid geeft, dan heeft dat ook niets te maken met een fijne relatie tussen meneer A en mevrouw B. Integendeel: het is een vuistregel in Pesso-therapie dat mensen die een te nauwe reële band hebben met elkaar, bijvoorbeeld partners, wederzijds geen rol kunnen spelen in de structure.
De realiteit op dat moment is, dat meneer A in de armen ligt van een onbekende mevrouw B. Het symbolisch niveau op dat moment is dat het kind van 3 jaar kan voelen dat er een moederfiguur bestaat die geborgenheid en bescherming geeft, tegenover de “originele” moeder die krampachtig en afstandelijk, of misschien helemaal afwezig was.
Het installeren van dit niveau betekent niet een zich verliezen in de regressie. De fout die soms gemaakt wordt in sommige lichaamsgerichte therapieën is dat de cliënt als het ware onderduikt in de regressie en dat de therapeutische setting een soort magische pseudo-realiteit wordt.
Het bewust werken op symbolisch niveau betekent juist dat men de realiteit niet vervangt door het magische, maar dat men een kader schept waarbinnen nieuwe symbolische ervaringen mogelijk zijn.
FUNCTIE VAN DE THERAPEUT.
De relatie tussen therapeut en cliënt zal wezenlijk en cruciaal zijn in het proces dat de cliënt doormaakt. De relatie met de therapeut is als het ware de draagmoeder van het groeiproces van de cliënt.
Alleen wat in deze psychologische relatie een plaats kan krijgen, zal ook een plaats vinden in het veranderingsproces dat de cliënt in zijn dagelijkse realiteit doormaakt. Of omgekeerd: de dingen waarvoor geen plaats en aandacht kan zijn in de therapeutische relatie, zullen evenmin terug te vinden zijn in het reële leven van de cliënt.
De therapeut is op de eerste plaats de persoon die de cliënt assisteert in zijn zelfbewustwordingsproces en in zijn zoektocht naar het echte zelf. Hij is de loods die op een gegeven moment op het schip komt om de kapitein bij te staan met zijn kennis van dit vaarwater, zodat het schip geen averij oploopt in deze zoektocht.
Om dit proces van de cliënt op een juiste en adequate manier te kunnen begeleiden, is er nood aan kennis, inzicht, de gepaste technische en methodische vaardigheden. Therapeut zijn is méér dan welwillend luisteren, of iemand zijn bij wie men terecht kan.
Maar het is anderzijds ook méér dan de gepaste theoretische kennis en methodische know how in huis hebben. In het graafwerk waarin men de cliënt assisteert, geraakt men nooit verder dan de eigen bodem. Als therapeut helpt men de cliënt om ruimte te maken voor dat stuk van zijn echte zelf dat afgesplitst was en in de verdrukking was geraakt.
Therapie betekent: de cliënt helpen om terug meer voeling te krijgen met zijn vitaliteit, zodat zijn levensproces en zelfrealisatie opnieuw meer gevoed wordt.
Als therapeut staat men dus fundamenteel aan de kant van het echte zelf van de cliënt, en niet aan de kant van het “ik” dat zich vooral aanpast aan de sociale druk van de omgeving. Dit zal niet altijd betekenen dat de cliënt terechtkomt in een gemakkelijker en comfortabeler leven. Het kan juist betekenen dat hij geconfronteerd wordt met bijvoorbeeld méér spanning en konflikten in zijn relatie, omdat hij meer gaat opkomen voor zijn eigen verlangens en gevoelens inplaats van zich te plooien onder de druk van de partner.
Het is zeer goed denkbaar dat een vrouw tijdens de therapie in groeiende mate geconfronteerd wordt met onvrede en spanningen in haar huwelijksrelatie, wanneer ze meer voeling krijgt met haar eigen seksuele verlangens die in de doodse relatie met haar partner geen kans krijgen. Dit zou beslist niet leiden tot een rustiger of rimpelloos leventje. Het kan wel helpen om verlost te geraken van een hinderlijke en dodende kuiswoede die al jaren haar leven en dat van het gezin beheerste …
Afhankelijk van het moment waarop de cliënt in het veranderingsproces staat, kan de functie van de therapeut verschillend zijn:
– het scheppen van een sfeer van veiligheid
– het aanbieden van mogelijkheden die de cliënt niet ziet
– de cliënt leren om de eigen onbewuste lichaamssignalen te onderkennen.
– de cliënt helpen om projecties te onderkennen en te doorprikken, zodat deze werkbaar worden.
– het uitpuzzelen van de rolfiguren die in het probleem van de cliënt een rol spelen.
– de cliënt helpen om uit een zich steeds weer herhalende reconstructie te komen.
– helpen om de juiste accomodatie op te bouwen, zodat een expressie mogelijk wordt van de emoties die tot nog toe veel te overweldigend zijn en paniek of dissociatie veroorzaken.
– de cliënt helpen in het construeren van een symbolische, correctieve ervaring in de therapie.
– de cliënt helpen begrijpen wat er gebeurt, zodat het inzichtelijk veranderingsproces gelijke tred houdt met het emotioneel proces.
Als therapeut blijft men enerzijds zo dicht mogelijk bij de beleving van de cliënt en bij het spoor dat zijn ervaring trekt. Anderzijds is het de job van de therapeut om werkhypothesen te ontwikkelen en te gebruiken, zodat het therapeutisch proces richting krijgt en geen oeverloos zwalpen in emoties is.
In de basispositie die de Pesso-therapeut inneemt, zijn er tegelijk twee aspecten die ogenschijnlijk paradoxaal zijn. Enerzijds probeert hij tenvolle aanwezig en aandachtig te zijn. Alles wat de cliënt vertelt, verbaal en niet-verbaal, bewust en onbewust, probeert hij op te pikken en te verwerken, waarbij ook de eigen intuïtie, eigen beelden, associaties en therapeutische creativiteit maximaal aanwezig zijn. Hij schept hierbij wat Pesso benoemt als een “possibility sphere”, een sfeer van ruimte en mogelijkheden waarin zijn ontvankelijke kant maximaal aanwezig is. Zelfs voor hij begint te werken kan de cliënt aanvoelen dat dit deel van de therapeut “ja” zegt tegen alles wat hij naar buiten brengt of zal laten zien. Anderzijds moet de therapeut zich helemaal leeg maken. Voor hij aan een therapiesessie begint, zal hij er bewust voor zorgen dat hij zich vrij maakt, leeg maakt, zich beschikbaar stelt, zonder daarbij zichzelf te moeten verloochenen. De therapeut schept op die manier een sfeer waarin het echte zelf angstvallig achter de hoek kan komen kijken, en waarin dingen het daglicht kunnen zien die tot dan toe altijd verborgen moesten blijven.
Een belangrijk facet van het werk als therapeut is: het op de juiste manier kunnen omgaan met projecties. Per definitie treedt de cliënt de therapiekamer binnen met al zijn projecties, wat trouwens zijn goed recht is. Bij voorbaat heeft de therapeut allerlei onbenoemde rollen toebedeeld gekregen. De kunst is om deze rollen tijdig te onderkennen en bruikbaar te maken in het zoekproces dat de cliënt doormaakt.
Hier liggen twee valkuilen klaar. Men kan de projecties van de cliënt ontkennen, niet onderkennen of negeren; een potentiële goudmijn zou dan gesloten blijven. Men kan ook de projecties van de cliënt beantwoorden en op die manier een plaats innemen in zijn symbolische leefwereld. Men wordt dan bijvoorbeeld de begrijpende of steungevende vaderfiguur, of de koesterende moederfiguur die de cliënt gemist heeft en waarnaar hij op zoek was.
Dit kan alleen leiden tot een inflatie van de eigen reële dimensies van de therapeut, en tot het vastlopen van de cliënt in een afhankelijkheidspositie, waardoor zijn groeiproces niet meer verder gaat.
Het échte front waar groei mogelijk is, zijn de symbolische rolfiguren, en niet de reële relatie met de therapeut. De projectieve relatie met de therapeut is een centraal gegeven in het proces dat de cliënt doormaakt. Het is een proces waarin heel wat klippen kunnen opduiken. Maar goede zeelui weten dat er klippen zijn en varen zich niet te pletter.
HET THERAPIE-CONTRACT.
In Pesso-therapie wordt, voor het starten van de therapie, nadrukkelijk en expliciet aandacht besteed aan de afspraken, regels, en grondlijnen die in het samenwerkingsverband tussen cliënt, therapeut en eventueel de therapiegroep zullen gelden.
Met het therapiecontract is het zoals met een huwelijkscontract: ook als men er géén maakt, heeft men er toch een. We kunnen dus maar beter proberen de spelregels zo expliciet en duidelijk mogelijk te maken; dat kan de samenwerking tussen therapeut, cliënt en groep alleen maar ten goede komen.
In Pesso-therapie komen in het therapiecontract vooral volgende facetten naar voor:
* Verantwoordelijkheid en motivatie. Het is de cliënt zelf die de verantwoordelijkheid draagt voor zijn eigen gedrag, over het sturen van zijn eigen therapeutisch proces, en over de beslissingen die moeten genomen worden. De therapeut komt als loods op het schip, maar hij neemt de verantwoordelijkheid van de kapitein niet over.
De therapeut wordt in Pesso-therapie gedefinieerd als de facilitator van de eigen hoop en groeikracht van de cliënt, als de bondgenoot van het echte zelf, maar niet als de bron van de oplossing.
De eigen groeikracht en motivatie om te veranderen zal dan ook de motor van het therapeutisch proces zijn. Deze wil om dingen te veranderen kan gedwarsboomd worden of bedolven zijn door wanhoop, door het uitzichtloze, of door de impasse waarin de cliënt zich bevindt.
Op dit punt zal het belangrijk zijn dat de therapeut zich niet blind staart op wat klinkt als hopeloosheid, maar dat hij ook de signalen opvangt die laten horen dat men de wil heeft iets te veranderen. Ook in wanhoop klinkt vaak de hoop om iets te vinden. Suïcide is vaak een ultieme poging om rust en geborgenheid te vinden.
Men zal dan een subtiele balans in evenwicht moeten houden, met aan de ene kant het vasthouden van de hoop, zonder anderzijds de cliënt op sleeptouw te nemen en de redder te worden van de hulpeloze cliënt. Een valkuil is immers dat er een duel ontstaat tussen de wanhoop van de cliënt en de hoop op positieve verandering van de therapeut. Door te regresseren willen sommige mensen in de passieve positie geraken waarin ze alleen maar spontaan krijgen waar ze nood aan hebben en waar ze zelf geen verantwoordelijkheid meer hebben, of zelf geen stappen moeten zetten om te krijgen wat ze nodig hebben.
Geen verantwoordelijkheid dragen en alleen maar krijgen wat men nodig heeft, hoort bij het kinderlijke stuk. Dit verlangen dat er iemand is die voor hem zorgt, is een kinderlijk verlangen dat binnen de structure op het symbolische niveau thuishoort. Het is belangrijk dat de therapeut dit niet afwijst, maar het op de juiste manier weet te hanteren.
* Het sturend-ik blijft aanspreekbaar.
In Pesso-therapie gaan we ervan uit dat het echte zelf door het sturend en het begrijpend ik omvat moet worden. Telkens als men in therapie het sturend ik opgeeft, loopt men een verwonding op. Het is belangrijk dat de cliënt zijn volwassen ego niet weggooit, maar het precies gebruikt om ruimte te scheppen voor het kinderlijke stuk in zichzelf dat vraagt om aan bod te komen.
Het is het volwassen ik dat de leiding heeft over het hele proces en dat de structure moet sturen. Het is het volwassen ik dat ervoor zorgt dat het kinderlijk stuk krijgt wat het nodig heeft.
Het contract is daarom dat, ook tijdens de structure, het bewuste, volwassen, sturend ik van de cliënt steeds aanspreekbaar blijft. Pesso-therapie wil geen regressie-therapie zijn, waarin het contract erin bestaat dat de cliënt kan regresseren en de therapeut het stuur zal overnemen.
Dit is bijvoorbeeld een kritiek punt wanneer in de loop van een sessie de cliënt door emoties overspoeld dreigt te worden. Er kan dan een polarisatie ontstaan tussen de cliënt die regresseert en de therapeut die moet waken over de realiteit. Men vermijdt deze onjuiste polarisatie door beroep te doen op het sturend ik dat de nodige beslissingen neemt om te maken dat het “nodig hebbende stuk” van de cliënt het antwoord krijgt dat het nodig heeft.
Pesso ontwierp specifieke oefeningen die kunnen gebruikt worden om dit sturend ik te trainen en te ontwikkelen.
* Engagement van de therapeut.
Bij het doornemen van het therapie-contract zal de therapeut ook zijn eigen functie zo nauwkeurig mogelijk definiëren. De cliënt heeft het recht om op voorhand voldoende specifieke informatie te hebben over de manier van werken, wat men wel en niet kan verwachten van de therapeut, hoeveel tijd een sessie omvat, waarvoor en wanneer de therapeut beschikbaar is, enzoverder.
Door beroep te doen op de eigen verantwoordelijkheid en het volwassen ik van de cliënt vermijdt men dat hij in een te afhankelijke positie tegenover de therapeut terecht komt, een positie die overigens eerder groeibelemmerend is dan bevorderend.
Een zuiver contract helpt ook de therapeut om niet in een almachtspositie te geraken. Wanneer men als therapeut in deze omnipotente positie zit, verliest men zijn ware dimensie, en zuigt de cliënt aan de figuurlijke borst van de therapeut inplaats van aan de borst van de moeder die hij gemist heeft. Het bewaken van eigen grenzen beschermt de therapeut tegen leeggezogen worden en tegen burn-out.
TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN.
Pesso-therapie is ontworpen en wordt ook het gemakkelijkst gebruikt als een vorm van groepstherapie.
Meestal wordt er gewerkt met een groep van 8 à 12 cliënten, bij voorkeur begeleid door twee therapeuten.
Hoewel er in groep gewerkt wordt, kan men Pesso-therapie eerder karakteriseren als een individuele therapie in groep dan als een groepstherapie; in de methode wordt het groepsproces immers niet expliciet gebruikt als een therapeutisch agens. De groepsdynamiek dient enkel ter ondersteuning van het individuele werk.
In de groep komt iedere deelnemer in een afgebakende werktijd aan bod om aan een eigen probleem of groei te werken. Wat men binnen die werktijd doet, bepaalt men zelf, maar men komt in die aangegeven tijd hoe dan ook aan bod.
De deelname aan de groep wordt voorbereid door een intakegesprek, en vaak ook door enkele individuele sessies, zodat de cliënt al enigszins vertrouwd is met de methode en manier van kijken naar problemen op het moment dat hij de groep binnen stapt.
Ook wanneer de groepstherapie aan de gang is, kan de cliënt gebruik maken van individuele sessies, hetzij met dezelfde therapeut, hetzij met iemand anders.
De functie van de groep is tweevoudig. Vooreerst vormt de draagkracht van de groep een ondersteuning voor het eigen proces van de cliënt. Vaak is er in de groep herkenning van wat iemand in zijn sessie brengt of doormaakt, hetgeen voedend is voor het eigen zoekwerk, en ook relativerend werkt tegenover de eigen problematiek.
Daarnaast zullen de groepsleden voor elkaar ook fungeren als rolspelers of als accomodator in iemands structure, zodat ook de niet-verbale en lichamelijke dimensie als een bron in het therapeutisch werk kan gebruikt worden.
Juist omwille van zijn mogelijkheden om ook de lijfelijke dimensie in het therapeutisch proces te betrekken, wordt de groepstherapie regelmatig gebruikt door cliënten naast of als aanvulling van hun individuele, verbale therapie.
Sedert enkele tijd worden ook nieuwe werkvormen uitgeprobeerd, zoals bijvoorbeeld het gebruik van Pesso-structures in een kleiner groepje van 3 à 4 cliënten, een werkvorm die in veel settings gemakkelijker te realiseren is.
Pesso-therapie is ook toepasbaar binnen een individuele setting. Visie en uitgangspunten blijven uiteraard dezelfde, en verschillende deelaspekten uit de methode zijn ook in individuele therapie gemakkelijk toepasbaar. Vooral het gebruik van rolfiguren en accomodatie vraagt de nodige aanpassingen en is beperkt in een individuele setting. Vaak zullen mensen na verloop van tijd overstappen van individuele naar groepstherapie. In Nederland (RINO Utrecht) wordt de Pesso-methode ook officieel gebruikt in de basisopleiding van psychotherapeuten.
Door Pesso werd ook een reeks oefeningen ontworpen die vooral focussen op de lichaamservaring als toegangsweg tot onbewuste gevoelens. Deze gesystematiseerde reeks oefeningen kan als een afzonderlijke exploratie en leerervaring gebruikt worden, maar dient ook als voorbereiding op deelname aan een structure-groep.
De oefeningen kunnen als een therapeutisch instrument op zich gebruikt worden bij cliënten die nog niet toe zijn aan een structure (zoals bijvoorbeeld psychotische patiënten).
Er bestaat ook een groeiende belangstelling voor de Pesso-methode vanuit de relatie- en gezinstherapie. Pesso gebruikte zijn methode reeds in de jaren zeventig bij het werken met echtparen. Meer recent zijn het vooral Gus NAPIER en John CRANDELL in de USA en Marc NEVEJAN in Nederland die elementen uit de Pesso-methode integreerden in hun werk met gezins- en relatieproblemen.
Pesso-therapie sluit hier vooral aan bij de object-relatie-theorie waarbij centraal staat: wederzijdse projecties en onvervulde kinderlijke behoeften die in de relatie leven en die de realiteit van de partner vertekenen.
Ook buiten de strikte toepassing als therapeutische methode heeft Pesso-therapie iets te bieden. Het is meer dan een arsenaal aan therapeutische technieken. Het is ook een visie op menselijke ontwikkeling en ontplooiing, en op de dynamiek die hierin speelt. Deelaspekten kunnen in de praktijk vertaald en gebruikt worden op andere terreinen van hulpverlening en opvoeding.